N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Theater In ‘Arthur / De radicalisering van een glazenwasser’ gaat theatermaker Amro Kasr op zoek naar frictie, naar waar het wringt. Kun je bevriend zijn met iemand die er radicaal andere politieke opvattingen op nahoudt?
Amro Kasr (33) wil het maar even gezegd hebben: zijn nieuwe voorstelling Arthur / De radicalisering van een glazenwasser moet schuren, wrijven. Prikken in een open wond. Mensen die het met elkaar eens zijn, zijn niet interessant. Twee mensen die in hun politieke opvattingen lijnrecht tegenover elkaar staan, dáár slaat hij op aan.
De radicalisering van een glazenwasser, een van de voorstellingen die Kasr maakt bij talentontwikkelingstraject Lab-Z van Theater Zuidplein, volgt het verhaal van twee vrienden, beiden gespeeld door Kasr. Amro – het personage is gebaseerd op Kasr zelf – is een theatermaker die tijdens de coronaperiode wat bijverdient in het glazenwassersbedrijf van een oude vriend, Arthur.
Tijdens hun werkzaamheden in een kleine hoogwerker die over de stad uitkijkt, raken Amro en Arthur verwikkeld in verhitte politieke discussies over vluchtelingen, buitenlanders, de ander. In de monoloog, geregisseerd door Yahya Gaier, loopt de spanning tussen de twee vrienden steeds verder op. Tot de bom barst.
„Het personage Amro is een parodie op mijzelf. Het is hoe ik had kúnnen reageren”, vertelt Kasr op een donderdagmiddag in Theater Zuidplein. Kasr werd geboren in Egypte en emigreerde op tweejarige leeftijd naar een volkswijk in Den Haag. Zijn vader achterna, een arbeidsmigrant. Hij rondde in 2017 de opleiding Writing for Performance af aan de HKU en woont in Rotterdam.
Ontlading
Hij weet hoe het is om die ander te zijn, de buitenlander. Het idee voor de voorstelling ontstond door zijn fascinatie voor cultuurverschillen. Zelf heeft Kasr ook rechtse, witte vrienden. Over onderwerpen als immigratie denken zij heel anders dan hijzelf: „Ik kreeg weleens de vraag: hoe kun je vrienden zijn met zo iemand?”
En juist daar wordt het interessant, volgens de theatermaker. Zelf kan hij namelijk absoluut vrienden zijn met iemand die er radicaal andere politieke opvattingen op nahoudt. „We plaatsen iemand meteen in een hokje: jij bent een wappie, ik ben een schaap. We zijn geconditioneerd in hoe we mensen waarnemen: oh, wacht eens even. Bam. Triggerword. Aha, jij bent er zó een. Dan zal je ook wel dit denken en dat vinden.”
Niet dat de opmerkingen van zijn vrienden over ‘buitenlanders’ hem nooit iets hebben gedaan, integendeel.
Kasr: „In het begin kon ik er kwaad om worden. Dan dacht ik: kom op man. Ben ik dan de uitzondering? Ben ik wel oké omdat ik je vriend ben en al die andere mensen niet?” Maar langzaam ontwikkelde hij ook begrip voor de meningen en waar ze vandaan kwamen. Gevoelens van angst voor het onbekende, denkt hij bijvoorbeeld.
Snapt hij dat iemand wel echt gekwetst kan zijn door haatdragende opmerkingen? „Natuurlijk. Maar gekwetst-zijn zou niet het einde van het gesprek moeten betekenen, maar juist het begin. We hebben geen keuze, we zullen wel móéten samenleven. Wat is het alternatief? Nog meer segregatie? Je moet door met elkaar.”
Daar gaat de voorstelling ook over. Amro Kasr wil dat het publiek met elkaar in gesprek gaat, open staat voor de ander. „Ik snap dat mensen zeggen: ‘Ik ga niet meer met jou in discussie.’ Maar ik ga zelf uit van de kracht van het tegenovergestelde. Ik zoek de pijnpunten juist op, want dat is de enige zinvolle manier om interactie met elkaar te hebben. En vervolgens druk ik op die pijnpunten en na verloop van tijd hoop ik dan op een ontlading. Het hoeft niet voor iedereen zo te werken, maar het is voor mij de enige oplossing.”
Ter illustratie verwijst hij naar een moment in de voorstelling: „Nadat Arthur en Amro elkaar tot op het bot hebben beledigd en weg willen, komen ze vast te staan in een lift. Amro zegt tegen Arthur: ‘Ik weet niet of we tot elkaar kunnen komen en hoe. Het enige wat ik weet is dat ik hier morgen weer ben. En morgen ben jij er ook.’ Dát is waar ik naartoe wil. Al die vragen en angsten die we hebben: laten we er alsjeblieft over praten.”
Smerige blik
In zijn eigen leven heeft Kasr zich ‘gerevancheerd’, zoals hij het zelf verwoordt. Hij wordt nog steeds gezien als de buitenlander, zoals door de vrouw achter de kassa in de supermarkt die hem met een smerige blik aankijkt, maar het raakt hem niet meer.
„Toen ik op tweejarige leeftijd naar Nederland kwam, was ik illegaal. Mijn familie heeft lang moeten procederen om hier te mogen blijven. Nu ben ik acteur, schrijver en theatermaker. Mijn dagelijkse gereedschap is de Nederlandse taal en ik spreek beter Nederlands dan de gemiddelde Nederlander. Ik ben in jouw taal kunst aan het maken en verdien mijn geld met het beroep waar ik altijd van gedroomd heb. Dat is de ultieme revanche.”